Participatie: de nieuwe generatie

Ter gelegenheid van haar vijfjarig bestaan organiseerde Bureau Buhrs op 11 april jl. de masterclass Participatie: de nieuwe generatie. Het communicatiebureau heeft samen met SmartAgent de methodiek ‘De burger is ook een mens’ ontwikkeld, waarbij het participatieproces afgestemd wordt op de belevingswerelden van betrokken bewoners. Op de feestelijke locatie van Eye filmmuseum in Amsterdam werd de methodiek door Michel Buhrs toegelicht aan de hand van het belevingswereldenmodel en twee inspirerende cases.

Basis: Het belevingswereldenmodel
Aan de basis van de ontwikkelde methodiek ligt het belevingswereldenmodel van SmartAgent. Ieder mens heeft andere behoeften, waardoor mensen op verschillende manieren naar de wereld kijken en andere keuzes maken. Het belevingswereldenmodel onderscheidt vier groepen mensen op basis van hun belevingswereld, die alle vier aangeduid worden met een eigen kleur:

  • ‘Rode’ mensen: extraverte mensen, gericht op de eigen persoon: assertieve, energieke mensen, gericht op het verleggen van grenzen.
  •  ‘Blauwe’ mensen: introverte mensen, gericht op de eigen persoon: ambitieuze, dynamische mensen, gericht op manifestatie en controle.
  • ‘Gele’ mensen: extraverte mensen gericht op de groep: sociale, open mensen, gericht op gezelligheid en sociale banden.
  •  ‘Groene’ mensen: introverte mensen gericht op de groep: serieuze, bedachtzame en nuchtere mensen op zoek naar zekerheid in hun eigen directe omgeving.

Methodiek “de burger is ook een mens”
De methodiek gaat ervan uit dat de verschillende belevingswerelden anders tegen instituten/ gezag en veranderingen aankijken. Zo wil een ‘rood’ persoon graag ideeën generen en ziet deze het instituut (bijvoorbeeld een woningcorporatie) als een klankbord, terwijl een ‘groen’ persoon het instituut liever ziet als gids in het participatieproces, maar wel graag gehoord wil worden. In een wijk is volgens Michel Buhrs (eigenaar van Bureau Buhrs) altijd een mix van belevingswerelden aanwezig. Door al vroeg in het proces de combinatie van belevingswerelden te leren kennen, kunnen het type activiteiten en de communicatiemiddelen afgestemd worden op de belevingswerelden in de wijk. Buhrs: “Beleving is richtinggevend voor het participatie- en communicatieproces”. Zo passen informele, sociale bijeenkomsten als werkgroepen en wijkfeesten volgens Buhrs bij mensen behorende tot de ‘gele’ belevingswereld. ‘Blauwe’ bewoners voelen zich beter thuis bij zakelijke bijeenkomsten, zoals expertmeetings met een heldere agenda en een goed voorbereide gespreksleider.

Case 1: De Wesselerbrink in Enschede
Marita Flier van Hegeman Bouwgroep licht toe hoe de methodiek in de praktijk kan leiden tot hoge tevredenheidscijfers. In de wijk de Wesselerbrink in Enschede organiseerde Hegeman Bouwgroep het
renovatieproces voor een woningcorporatie. Het doel van de participatie was om zo veel mogelijk bewoners deel te laten nemen aan het renovatieproces en een zo hoog mogelijke tevredenheid te bereiken. Omdat al vroeg in het proces bekend werd dat zich voornamelijk ‘gele’ en ‘groene’ bewoners in de wijk bevonden, werd ingezet op “samen dingen doen”. Een woonconsulente verbleef gedurende het gehele renovatieproces, wat een jaar duurde, in een modelwoning in de buurt en fungeerde als persoonlijk, laagdrempelig aanspreekpunt. Uitnodigingen voor participatie-activiteiten werden persoonlijk rondgebracht. Het resultaat van de aanpak was dat het team van opdrachtgevers zowel elkaar als de bewoners gedurende het jaar steeds beter leerde kennen. Het aantal woningen dat zonder opleverpunten werd opgeleverd nam gedurende het proces toe en de tevredenheid onder bewoners was volgens Marita Flier hoog: “Inzicht in je bewoners geeft verrassend veel informatie en maakt het ook leuker voor bewoners en opdrachtgevers!”

Case 2: Jeruzalem in Amsterdam
De tweede case maakt duidelijk dat een bepaalde mix van belevingswerelden in een wijk niet altijd tot eenzelfde participatie- en communicatiestrategie zal leiden. Het is belangrijk om de buurt goed te kennen: “Ga praten met bewoners en verdiep je in de geschiedenis”.

Jerzualem is een naoorlogse wijk in Amsterdam die voor herstructurering in aanmerking komt. Wanneer Bureau Buhrs aangesteld wordt, is al gedurende tien jaar geprobeerd om in samenwerking met bewoners tot een stedebouwkundig plan te komen, maar is dit proces steeds vastgelopen op tegenwerking uit de buurt. De ‘groene’ en ‘rode’ belevingswereld blijken in de wijk voornamelijk aanwezig te zijn; een problematische, tegengestelde combinatie volgens Buhrs. Hij daagt de zaal uit om met voorstellen voor een participatiestrategie te komen, wat een aantal verschillende aanpakken oplevert. Geopperd wordt om de ‘rode’ bewoners mee te laten denken over de langetermijnvisie en de ‘groene’ bewoners meer op detailniveau te betrekken. Er wordt opgemerkt dat ook de kleinere groep van ‘gele’ bewoners in de buurt ingezet kan worden om ‘rood’ en ‘groen’ te verbinden.

De toegepaste strategie blijkt echter anders. De tegenwerking in de wijk bleek voornamelijk van een kleine groep actievoerende ‘rode’ bewoners te komen, die de wat timidere ‘groene’ bewoners beinvloedden. De participatiestrategie richtte zich daarom voornamelijk op de ‘groene’ bewoners met als doel om“rood van groen los te weken”. Er werden informatieavonden gepland waarbij voornamelijk ingezet werd op het buurtgevoel en de buurtidentiteit. De buurt zou niet zozeer veranderen, enkel vernieuwen. De structuur van de wijk werd niet veranderd en er werd geprobeerd om zoveel mogelijk bewoners terug te laten keren in de wijk. Gedurende het proces werden de ‘groene’ bewoners steeds nieuwsgieriger, terwijl de acties van de rode groep verminderden. Waarom is het participatieproces ditmaal gelukt en de jaren daarvoor niet? Volgens Buhrs kan het gevoel wat opdrachtgevers hebben bij een wijk anders zijn dan de daadwerkelijke situatie, omdat sommige bewoners nadrukkelijker hun mening etaleren. Helderheid over de beleving is daarom belangrijk, wat je vervolgens kan inzetten in de participatiestrategie.

Lessen uit ‘Participatie: de nieuwe generatie’

  • Stem het participatie- en communicatieproces (bijvoorbeeld het type bijeenkomsten) af op de combinatie van belevingswerelden van betrokken bewoners. Houd rekening met een verschil in houding tegenover instituten/gezag en veranderingen. Sommige bewoners etaleren nadrukkelijker hun mening, wat een vertekend beeld kan opleveren.
  • Ken de buurt: Ga praten met bewoners en verdiep je in de geschiedenis.

 Auteur: Lise Roodbol, student masteropleiding Real Estate & Housing aan de faculteit Bouwkunde van de TU Delft. Bron: gebiedsontwikkeling.nu

Een goede slogan is de beste pay-off

‘Lekker leven’, ‘Altijd iets voor jou’ en ‘Open your World’. Lege hulzen met weinig onderscheidend vermogen. Toch zijn het niet de minsten die zich met deze slogans profileren. Respectievelijk Essent, Ziggo en Heineken. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst. Zo blijkt. Wat is dan het geheim van een goede slogan? Kim van Eerde sprak met drie experts en zette de belangrijkste lessen op een rijtje.

1. Niet verzinnen, maar blootleggen
Waar een beeldmerk zorgt voor de nodige herkenning, drukt een slogan – of slagzin, pay-off, credo – de positionering uit. Het geeft als het ware antwoord op de vraag waar je als bedrijf of dienst voor staat. En wat de toegevoegde waarde is. ‘Dat bedrijven het moeilijk vinden om de essentie van het bedrijf te vinden, blijkt wel uit de overload aan slogans vol algemeenheden en die erop gericht zijn als bedrijf de Mister Perfect uit te hangen,’ vertelt Martijn Horvath. Veel belangrijker is het te zoeken naar de slogan die goed bij je past en alleen bij jou past.

Een goed voorbeeld is de slogan die de Belastingdienst al sinds 2001 gebruikt ‘Leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker’. Volgens Horvath drukt dat ene zinnetje exact de essentie van de Belastingdienst uit. Als overheidsinstantie voeren ze namelijk slechts uit wat door de politiek is opgelegd. Alle dienstverlening is erop gericht het voor iedereen zo makkelijk mogelijk te maken. De slogan staat voor de koers die het bedrijf vaart. Zowel extern als intern gericht.


2. Activeer de hersenen
Een Nederlander ziet, leest en hoort gemiddeld 377 reclameboodschappen per dag. Slechts een fractie daarvan onthouden we. Uiteraard doen adverteerders er alles aan om een top-of-mind-positie in het brein van hun consumenten te verkrijgen. Wat maakt nou dat we die ene slagzin onthouden en de andere ongemerkt aan ons voorbij gaat? ‘Als je heel even over iets moet nadenken, activeert dat de hersenen. Daarmee wordt de opnamebereidheid van het geheugen vergroot,’ legt Jaap Toorenaar uit. Vermijd clichés en onderscheid je van de rest. Het is makkelijker gezegd dan gedaan. Maar zo moeilijk hoeft het niet te zijn. Toorenaar: ‘Wees niet de zoveelste die kiest voor ‘Lekker leven’, zoals Friesche Vlag, Essent en Super De Boer deden. Gebruik woorden die concurrenten niet gebruiken of verzin ze desnoods als ze nog niet bestaan, zoals de zuivelste verwenner (Mona) en twee kleuren in een potti (Duo Penotti).’ Kortom, zorg dat je opvalt. Op welke manier dan ook. ‘Retteketet naar Beter Bed’ is misschien geen taalkundig hoogstandje, maar heeft wel plakkracht.


3. Hou de slogan langere tijd vol
Waar logo’s jarenlang niet of nauwelijks veranderen, zijn slogans als onbeschermd wild onderhevig aan koersveranderingen binnen het bedrijf bepaald door kortetermijndoelstellingen. Horvath: ‘Wie herinnert zich niet ‘Heerlijk Helder Heineken’? Opvolgers ‘Serving the Planet’ en ‘Open Your World’ kent tragisch genoeg eigenlijk niemand. En dus wordt Heineken blijvend geassocieerd met deze succesvolle golden oldie.’ Hoe dat komt? Simpelweg omdat de slogans niet eens de tijd krijgen om in te dalen voordat ze overboord worden gegooid. Succesvolle slogans gaan vaak al jarenlang mee en zijn inmiddels gemeengoed – en een beetje van onszelf – geworden.

4. Laat ook eens iets aan het toeval over
Het bedenken van een slogan is geen hogere wiskunde. Succesvolle slogans worden vaak genoeg uit toeval geboren. Horvath: ‘De beste ideeën ontstaan soms als iemand net iets verkeerd of in een dialect uitspreekt. Als copywriter betekent dat altijd goed luisteren. Juist het onlogische kan heel succesvol zijn.’

De commercials van Reaal (Foutje, bedankt!) en KPN (Goeiemoggel) werden door heel Nederland opgepikt en gingen een eigen leven leiden. Niemand had van tevoren met die impact rekening gehouden. De scheidslijn tussen een goede en slechte slogan is soms flinterdun. ‘De slechtste slogan van 2012 was die van HEMA de musical met ‘de worst musical ever’. Voor sommigen bleek dat zinnetje tenenkrommend, terwijl anderen er de humor wel van konden inzien’, aldus Christine Liebrecht. Missie geslaagd zou je zeggen.

Succesvolle toevalstreffers zijn echter niet elke dag aan de orde. Het creëren van slogans is een vak apart dat alles met taalgevoeligheid te maken heeft. En niet alleen die van de copywriter zelf, maar ook die van de opdrachtgever. Niet iedereen is in staat te beseffen met welke zin je goud in handen hebt. Het is de kunst met taal de essentie te raken van wat je nu eigenlijk wilt zeggen. Toorenaar maakt weleens gekscherend weleens het verwijt dat het ‘analfabetisme’ langzaam oprukt in het vak: ‘Als ik al die clichématige slogans hoor en zie, vraag ik me af of de bedenkers echt niet aanvoelen dat je daarmee nooit het onderscheidend vermogen van je bedrijf succesvol benadrukt.’

Martijn Horvath is directeur van De Slogancompagnie en schrijver van ‘Nu Halfvoller! Onbegrijpelijke missers en eenvoudige kansen in marketing & communicatie’.
Beste slogan volgens Martijn: LOI. Nederland wordt steeds slimmer.

Jaap Toorenaar is creative director bij ARA en schreef het hoofdstuk ‘De slagzin. De – hopelijk – onvergetelijke woorden van een adverteerder’ in het studieboek ‘Copy & Concept’.
Beste slogan volgens Jaap: Melk. De Witte Motor.

Christine Liebrecht is zelfstandig communicatieadviseur en tekstschrijver (c.comm) en doet onderzoek naar de kracht van taal (Radboud Universiteit). Ze is initiatiefneemster van het platform Slechte Slogans.
Beste slogan volgens Christine: Lotto. Het grootste risico om miljonair te worden.

Effectief participatiebeleid: Denk bij participatie vanuit beleving burgers!

Het ligt ongetwijfeld bij veel gemeenten ergens in de kast: de participatienota. Want dat gemeenten inwoners meer willen betrekken bij het beleid is natuurlijk evident. Mooie burgerinitiatieven worden ondersteund, maar leiden helaas zelden tot realisatie. Participatieprojecten zijn vaak eenmalig en leveren veel teleurgestelde gezichten op. Waarom lukt het gemeenten nog steeds zelden om een goed participatieproces op te zetten? Omdat zij hun burgers niet kennen!

 

De participatiegedachte heeft de afgelopen decennia een duidelijke vlucht genomen. Maar heeft het ook echt iets opgeleverd? Volgens sommige politici en communicatieadviseurs wel. Velen twijfelen echter. Natuurlijk in veel gemeenten zijn prachtige participatie projecten opgezet. En er zijn (terechte) succesverhalen. Maar een continue stroom aan onderzoeksrapporten, stichting van steeds meer nieuwe lokale partijen en andere, nieuwe initiatieven met een mooi streven geven aan dat politiek en overheid nog steeds flink zoekende zijn.

En in hoeverre zijn de inwoners, de feitelijke doelgroep, nu tevreden over de participatie in hun gemeente? En dan is de constatering dat er bij die groep ook veelal sprake is van teleurstellingen.

Hoe komt het toch dat we de mond vol hebben over participatie maar dat het feitelijk niet echt van de grond komt? Terwijl de noodzaak steeds groter wordt nu de overheid meer en meer verantwoordelijkheid bij de burger zelf wil neerleggen. Wij constateren dat de belangrijkste oorzaak is dat de gemeente als organisatie feitelijk niet weet wie haar burgers echt zijn en daardoor communicatie en participatie niet hét effect heeft wat het moet zijn. Het heeft dus geen zin om steeds maar weer met nieuwe instrumenten, participatieladders of wijkraden te experimenteren. Omdat uiteindelijk alles strandt op steeds diezelfde tekortkoming. De kracht van de participatie ligt in de kennis over de burgers, over hoe de burgers benaderd willen worden en hoe zij willen participeren. En niet vooral in de wijze waarop de gemeente vindt dat de burgers zouden moeten participeren. Kiezen dus voor een geheel ander uitgangspunt waarvan tot op heden wordt uitgegaan.

Denken vanuit burgers
Participatie is geen hype meer, maar heeft weldegelijk de toekomst. De overheid wil nog opener en  transparanter werken. En meer taken aan burgers overdragen. Inwoners en instellingen verwachten daarbij vaak zelf ook dat zij meer betrokken worden en willen daarbij invloed op het beleid uitoefenen. Maar dan wel op de manier die hen het beste past! Als we de burgers dus echt willen betrekken bij het beleid, dan zal op een andere manier de participatie ingericht moeten worden. Anders dan, helaas, in veel participatienota’s staat. Misschien is het vanuit deze optiek wel goed dat de nota in de kast is beland.

Willen we echt dat burgers meer en beter participeren, dan moeten we de burgers serieus nemen. Hun gedrag, normen en waarden, voorkeuren, angsten, wensen. En die zijn niet van iedereen hetzelfde. ‘De burger bestaat niet’, het wordt vaak gezegd maar minder naar gehandeld. Want dat kan alleen als men zich echt verdiept in de belevingswereld van die burger. Het idee dat de overheid wel weet hoe een klant, de burger, denkt, en hoe die klant benaderd moet worden, is niet meer van deze tijd. Het instrumentarium dat jarenlang gebruikt is: folders, inspraakavonden, bijeenkomsten en dergelijke, voldoet maar gedeeltelijk. Het functioneert maar gedeeltelijk. Omdat er maar een beperkte groep door wordt aangesproken. Willen we meer mensen bereiken dan moet de overheid meer vanuit de wensen van de burger denken. Wat wil hij, hoe wil hij benaderd worden, wanneer wil hij benaderd worden, wil hij meedenken of juist reageren, voelt hij eigen verantwoordelijkheid of legt hij deze vooral bij de overheid, staat hij open voor vernieuwing of juist helemaal niet.

De belevingswerelden van de burger
Belevingswerelden of leefstijlen worden in de marketing al jaren gebruikt. Ooit ontstaan vanuit de kennis van de sigaretten- en autobranche. De laatste jaren zien we bijvoorbeeld ook ontwikkelaars van nieuwbouwprojecten een bepaalde identiteit ontwikkelen juist om het gebied aan een bepaalde belevingswereld te slijten. Maar ook politieke partijen maken steeds meer gebruik van de kennis van de verschillende belevingswerelden die er zijn om hun campagneboodschap goed op af te stemmen.

Verdiepen in je klant. Hoe denken ze, wat willen ze, hoe kan ik ze benaderen, wanneer zal ik ze benaderen. Dat gaat veel verder dan: hoeveel verdienen ze, waar wonen ze of hoeveel kinderen hebben ze. Bij de overheid is dit ‘klantdenken’ nog verassend ver weg. Alle bewoners worden feitelijk als één homogene groep gezien. De gemeente communiceert met al haar bewoners op dezelfde manier. Het maakt niet uit of hij jong of oud is, man of vrouw, intelligent of iets dommer, sociaal betrokken of individualistisch ingesteld. Maar is ieder mens niet anders en vraagt dat ook niet een andere benadering? Een benadering meer gericht op de mens zelf!

De burger is ook een mens
Communicatieadviesbureau Bureau Buhrs en Smart Agent, bureau voor belevingsonderzoek, hebben hiervoor vorig jaar de methodiek : “De burger is ook een mens, burgerparticipatie op basis van belevingswerelden’ ontwikkeld. Deze methodiek is met groot enthousiasme ontvangen. En in verschillende cases toegepast. Toch gaat het ons niet snel genoeg. Marketeers weten niet hoe snel ze op onze aanpak moeten duiken als het om de ontwikkeling en verkoop van bijvoorbeeld vastgoed gaat. Bij overheden zien we meer twijfel en kost het moeite om vertrouwde routines los te laten. Maar het mag toch niet zo zijn dat wat extra input ons tegenhoudt om veel meer output te creëren.

SmartAgent heeft een manier gevonden om verschillende wijzen van denken van mensen te onderscheiden. Het onderscheid wordt gemaakt op basis van de psychologische behoeften die bij mensen centraal staan. Zo ontstaan vier verschillende basisgroepen. Deze groepen noemen we belevingswerelden. In iedere belevingswereld staan essentiële andere behoeften centraal waardoor mensen op een andere manier naar de wereld kijken, andere keuzen maken en op een andere manier aangesproken willen worden. De belevingswereld van mensen is van invloed op een groot aantal voorkeuren en houdingen, van een voorkeur voor woonwijken en vakantieoorden tot de houding ten opzichte van vernieuwing en ten aanzien van de overheid.

De eerste belevingswereld geeft een groep aan die vooral gericht is op sociale contacten met veel vrienden en kennissen. In deze wereld maakt men graag nieuwe contacten en past het eigen gedrag daarop aan. Deze groep staat onverschillig tegenover de overheid en zal in participatietrajecten vooral het belang van de groep of de wijk zwaar laten meetellen. Een andere wereld is meer gericht op gezin, familie en directe omgeving. De normen en waarden van deze groep zorgen voor geborgenheid en veiligheid en die moeten beschermd worden. Vernieuwing is iets waar deze groep per definitie niet op zit te wachten en dus worden acties van de overheid altijd met wantrouwen benaderd.

Een derde wereld is die van de mensen die vooral worden gedreven door ontplooiing en zelfverzekerd de eigen weg of passie volgen. Zij zijn de ‘early adaptors’ van vernieuwing en willen door de overheid op een gelijkwaardig niveau aangesproken worden. En in de laatste wereld gaan de mensen meer voor controle en de eigen carrière.  Alle stappen en keuzes in het leven worden door hen zorgvuldig afgewogen. Daarbij zijn zij goed op de hoogte van wat de gemeente doet en willen zij dat er vooral eens efficiënter gewerkt wordt en er voortgang gemaakt moet worden met beleidsuitvoering.

Gerichte uitvoering
Tegenwoordig kan zonder dure investeringen en uitvoerig onderzoek de exacte verdeling van belevingswerelden op postcodeniveau in beeld worden gebracht.  Het zal duidelijk zijn dat als je eenmaal weet hoe de belevingswerelden in een bepaalde groep, straat, buurt of wijk vertegenwoordigd zijn, je heel gericht participatie- en communicatiebeleid kan ontwikkelen. De analyse geeft o.a. richting aan:

  • De keuze voor een gerichte participatiestrategie.
  • Een duidelijke gerichte communicatieboodschap en -strategie.
  • Het bepalen van de juist ‘tone of voice’.
  • De rol die de gemeente in het proces moet aannemen.
  • Het vaststellen van de geschikte middelen en activiteiten voor de verschillende doelgroepen.

Effectieve en efficiënte communicatie en participatie is dan het resultaat. Hebben gemeenten in deze tijd nog de keuze om hiervoor hun neus op te halen? De burger zal de komende jaren flink wat op zijn bordje krijgen. Je kunt als overheid maar beter weten wat hij of zij lust en hoe het opgediend moet worden. Anders zal het opgediende als ‘koude prak’ met tegenzin gevoerd moeten worden of wordt het terug naar de keuken gestuurd. Beter is dat alle partijen smakelijk hun deel verorberen. De keuze is aan de kok!

Michel Buhrs

Paul Q van der burg

Surf City USA: Citymarketing aan de Westcoast

Als liefhebber van gebiedsmarketing én zonneschijn moest ik, op zoek naar een onderwerp voor een blog, in deze koude winter opeens terugdenken aan een mooie les uit het verre Californië. Een goed onderwerp waar marketing en zon in optima forma aanwezig zijn.  Tweemaal bracht ik een gedeelte van mijn vakantie door in wat een schoolvoorbeeld van goede citymarketing mag worden genoemd. Huntington Beach aan de kust van het zonnige Californië, ten zuiden van Los Angeles, heeft op een unieke manier de stad een uitgesproken positionering meegegeven. Ofwel; wat het resultaat kan zijn van een goede samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven. De westkust van Californië telt talloze mooie kuststadjes en nog meer mooie stranden. Iedereen die de highway one ooit eens (gedeeltelijk) heeft afgereden zal dit beamen. Er is echter één stad die een unieke positie heeft weten te bewerkstelligen door zichzelf neer te zetten als dé surfstad van Amerika.

Huge waves
Huntington Beach heeft ruim 200.000 inwoners. Natuurlijk zijn hier de basisvoorwaarden voor de positionering aanwezig: zon, een mooi strand en ‘huge waves’. Uiteraard kan je surfplanken en –materiaal kopen net als badgoed en alle kleren behorende bij de surf-lifestyle. Maar daarnaast vind je overal surfplanken met een andere functie. De menu’s in een restaurant zijn in de vorm van een surfplank. En dat geldt ook voor uithangborden van winkels, de reclameborden langs de weg, de wegwijzers in het hotel etc. etc. Van het Hilton Beach Resort tot de Pizzeria om de hoek, iedereen doet mee.

Maar ook hebben bekende surfers een standbeeld gekregen, al dan niet in actie. Verder is er een surfmuseum en de ‘surf-walk of fame’. Iedereen die iets betekent in de surfwereld heeft zijn eigen tegel. En er is kunst in de openbare ruimte: surfkunst natuurlijk.  En niet te vergeten is er de surfmuziek. Het zangduo Jan and Dean had in de jaren zestig één van de eerste surfhits met het nummer ‘Surf City’. Uiteraard verzorgt een van deze zangers het voorwoord in het toeristisch magazine van de stad.

Mythe
Niet toevallig was Huntington Beach de plek waar het eerst gesurft werd in Amerika. In ieder geval dat wordt geclaimd…De uit Hawaï overgekomen Duke Kahanamoku (als ik me zijn naam goed herinner) daagde met zijn zelfgemaakte plank als eerste de golven uit. Althans dat beweert de mythe. Hij is nu in ieder geval de surfgod van Huntington.

Deze geïntegreerde citymarketing aanpak heeft de stad geen windeieren gelegd. Zo werd Huntington enkele jaren geleden aangewezen als de thuishaven van de US Open of Surfing. Dit meest prestigieuze surfevenement ter wereld, biedt ook skateboardkampioenschappen en BMX stuntrijden. In de week dat het evenement duurt komen er 400.000 bezoekers naar de stad. In de hele zomer zijn dat zo’n 11 miljoen bezoekers! Dreef de economie van de stad vroeger op oliewinning, met het (surf)toerisme lijkt een geweldige nieuwe bron te zijn aangeboord.

Het lijkt mij dat de diverse kustplaatsen in Nederland hier wel wat van kunnen opsteken. Een betere bestemming voor een studiereis is er niet. Ook als je niet van ‘surfing’ houdt dan is er altijd nog: skating, swimming, jogging, biking, sunbathing,  sleeping en veel meer. En ook op je buik op het plankje van je kinderen is het leuk spelen op de golven. Dus als je ooit in de buurt van deze stad bent. Catch a wave!

Michel Buhrs

Masterclass: ‘Participatie de nieuwe generatie’

Bureau Buhrs bestaat dit jaar vijf jaar! En dat willen we vieren. Met u. Daarom organiseren we een aantal bijeenkomsten waarin we graag onze kennis met u delen. De eerste bijeenkomst ‘Participatie en communicatie: de nieuwe generatie’ vindt plaats op dinsdag 12 maart van 14.00 tot 17.30 uur in het EYE filmmuseum in Amsterdam. Bureau Buhrs verzorgt het programma met bijdragen van o.a. Hegeman Bouwgroep en Smart Agent.

De burger bestaat niet
Gemeenten, maar ook woningcorporaties, projectontwikkelaars, bouwbedrijven en maatschappelijke instellingen ontwikkelen steeds vaker beleid en producten in samenspraak met burgers, bewoners, klant of cliënt. Al decennialang wordt er gesleuteld aan participatieladders, do‘s en dont‘s en allerlei instrumentaria. De belangrijkste lessen die hieruit getrokken worden zullen wij met u delen. Steeds meer partijen komen echter tot het inzicht dat het niet het instrument is dat doorslaggevend is, maar de kennis over de burger of de klant zelf. En zoals vaker gezegd ‘de burger bestaat niet’.
Bureau Buhrs en Smart Agent ontwikkelden daarom een methodiek voor participatie en communicatie op basis van belevingswerelden van mensen. Door inzicht te hebben in de belevingswerelden van (groepen) mensen en waar deze groepen wonen, kunnen boodschap, tone-of-voice, beeldgebruik en communicatiemiddelen op hen worden afgestemd. Maar ook participatieaanpak, – middelen en acties kunnen worden toegesneden op de belevingswerelden. En dat lijkt een nieuwe fase in te luiden in het denken over participatie.

Theorie en praktijk
In een ‘pressurecooker’-bijeenkomst nemen we u mee langs verschillende doelstellingen en randvoorwaarden van participatie en diverse participatiemodellen. Maar vooral maakt u kennis met de methodiek ‘De burger is ook een mens’. Michel Buhrs en Douwe Reitsma, CEO van Smart Agent, vertellen hoe je de belevingswerelden van verschillende mensen kunt onderscheiden, hoe je kunt achterhalen waar de verschillende belevingswerelden wonen en hoe je vervolgens met deze mensen kunt communiceren en hen zo effectief mogelijk kunt laten participeren.

Marita Flier van Hegeman Bouwgroep vertelt vervolgens hoe zij deze methodiek heeft toegepast bij een renovatieproject in de wijk ‘t Lang in Enschede. Bewoners moesten hier worden geïnformeerd over de renovatie. Bovenal moesten zij worden gemotiveerd te kiezen voor een zo optimaal renovatiepakket. Kennis van de belevingswerelden van de inwoners van deze wijk bepaalden de participatie- en communicatieinzet.

Kennis van belevingswerelden onvermijdelijk
De middag wordt voorgezeten door Paul Q. van der Burg, communicatieadviseur en oud (gevreesd) columnist van het vakblad voor communicatie C. Aan het eind van de bijeenkomst zal hij de discussie met de zaal leiden over de (on)vermijdelijkheid van de kennis van belevingswerelden in de communicatie en participatie. Het laatste (half) uur drinken we een borrel met uitzicht over het IJ!
De training is bedoeld voor medewerkers van overheden, corporaties, kennisinstituten, ontwikkelaars en bouwbedrijven.

Michel Buhrs schreef in 2002 het baanbrekende boek ‘Gestructureerde Onzekerheid. Raamwerk Interactief Beleid en communicatie’. In 2003 droeg hij aan het boek ‘Overheidscommunicatie’ het hoofdstuk Interactieve Beleidsvorming bij en in 2012 schreef hij (met Monique Neyzen) het hoofdstuk ‘Participatie, invloed van burgers en professionals in beleid’ in het boek ‘Communicatie van Organisaties. Handboek Public Relations’. In 2012 verscheen de publicatie ‘De burger is ook een mens. Burgerparticipatie op basis van belevingswerelden.’